Begroting 2018 - 2021
PCPortal

 Indicatoren

Realisatie 2016

Doel
2017

2018

2019

2020

2021

Vergroten van het veiligheidsgevoel van de Nijmeegse burger

 -

1.1    dat zich vaak of soms onveilig voelt in de woonbuurt, voor de wijken waar de gemeente samen met andere partners extra inspanningen verricht op het gebied van veiligheid

-

< 25 %

< 25 %

 -

1.2    dat zich vaak of soms onveilig voelt in de woonbuurt, voor heel Nijmegen

-

< 18 %

< 18 %

Reductie van het aantal incidenten

 -

2.1    Aantal aangiften woninginbraak (pogingen)

109

< 250

< 162

< 162

< 162

< 162

 -

2.2    Aantal aangiften woninginbraak (geslaagde inbraken)

565

< 737

< 567

< 567

< 567

< 567

 -

2.3    Aantal aangiften auto-inbraak

1040

< 1451

< 1323

< 1323

< 1323

< 1323

 -

2.4    dat in de woonbuurt vaak overlast van jongeren ervaart, voor de wijken waar de gemeente samen met andere partners extra inspanningen verricht op het gebied van veiligheid)

-

< 25 %

< 25 %

 -

2.5    dat in de woonbuurt vaak overlast van jongeren ervaart, voor heel Nijmegen

-

< 13 %

< 13 %

 -

2.6    Recidivepercentage voor zwaarste casussen in Veiligheidshuis (top-150)

-

-

-

-

-

-

 -

2.7    Aantal meldingen bij de Brandweer

1477

< 1560

< 1560

< 1560

< 1560

< 1560

Toelichting

De indicatoren sluiten aan bij de gewenste maatschappelijke opbrengst: een stad waarin burgers zich in hun woon-en werkomgeving en op straat veilig voelen. In zoverre relevant wordt in dit hoofdstuk per indicator ook geduid wat de betreffende indicator zegt over de grip die gemeente en veiligheidspartners hebben op doelgroepen die een groot aandeel hebben in criminaliteit of ernstige overlast. Daarbij past overigens de notie dat er nooit één-op-één-relatie valt te leggen tussen gemeentelijke inspanningen en cijfermatige resultaten. Daarvoor zijn de factoren die inwerken op criminaliteit en overlast te complex.

Onze burgerpeiling vindt een keer in de twee jaar plaats. Het laatste peiljaar was 2015. De volgende peiling wordt eind 2017 uitgevoerd. Daarmee zijn voor het jaar 2016 dus geen gegevens beschikbaar voor de indicatoren 1.1, 1.2, 2.4 en 2.5.

1.1 en 1.2 Bron: Nijmeegse Burgerpeiling

Door de tijdreeks voor onveiligheidsgevoelens in alle wijken af te zetten tegen die voor de onveiligheidsgevoelens in de wijken waar extra inspanningen op het gebied van veiligheid plaatsvinden, krijgen we een beter zicht op wat we met onze inspanningen bereiken.

In de aandachtsgebieden voelde zich bij de laatste peiling in 2015 23% in de woonbuurt vaak of soms onveilig. In het peiljaar 2013 was dat 25% in 2013 en in peiljaar 2011 nog 26%. Peiljaar 2015: 16,5% voelt zich in de woonbuurt vaak of soms onveilig (was 18% in 2013 en 19% in 2011). De uitkomsten voor 2015 waren dus gunstiger dan het geformuleerde doel, waarbij we bovendien een constante daling zagen in de onveiligheidsgevoelens, zowel in de aandachtsgebieden als in de rest van Nijmegen, ten opzichte van de twee daaraan voorafgaande peiljaren.

2.1 en 2.2 Bron: politieregistratie

Woninginbraak behoort tot de delicten waarvan bekend is dat een relatief groot deel door veelplegers wordt gepleegd. Daarom is deze indicator ook een aanwijzing voor de mate waarin de gemeente en haar partners grip hebben op deze groep. Onderscheid tussen pogingen en geslaagde inbraken is van belang. Inspanningen gericht op meer inbraakpreventie kunnen zich vertalen in een andere verhouding tussen het aantal pogingen en geslaagde inbraken.

Het aantal geregistreerde woninginbraken was in 2015 en 2016 fors lager dan in de jaren daarvoor. In 2016 is het aantal ongeveer even hoog als in 2015 (674 respectievelijk 678). Ten opzichte van 2012 en 2013 (respectievelijk 1447 en 1335 geregistreerde woninginbraken) is het aantal woninginbraken in Nijmegen meer dan gehalveerd. Het aantal voor 2016 is gunstiger dan het geformuleerde doel.  Bij 16% van de in 2016 geregistreerde woninginbraken ging het om pogingen tot woninginbraak. In de jaren daarvoor was het aandeel pogingen hoger (21-29%). Dat betekent dat het aantal geslaagde woninginbraken in 2016 wat hoger is dan in 2015 (565 tegenover 537).

Sinds 2013 hanteert ons Bureau Onderzoek en Statistiek bij stedenvergelijking een vaste set van steden. Bij de keuze hiervoor is gekeken naar drie criteria: wel of geen kennisstad, bevolkingsomvang en nabijheid. De set ziet er als volgt uit: zes kennissteden (studentensteden) met tussen de 120.000 en 210.000 inwoners (Eindhoven, Enschede, Groningen, Leiden, Maastricht en Tilburg) en Arnhem (stad van vergelijkbare omvang nabij Nijmegen). In alle benchmarksteden zien we een afname van woninginbraak vanaf de jaren 2011-2012. In Nijmegen was die afname in de periode 2012-2015 relatief sterk. Van een stad met relatief veel woninginbraken veranderde Nijmegen naar een stad met relatief weinig woninginbraken.  2016 laat weer een nieuw beeld zien, namelijk een scherpe daling van woninginbraak in enkele benchmarksteden (Tilburg, Maastricht, Leiden, Eindhoven), waardoor Nijmegen in 2016, ondanks zijn aanhoudende lage score, uiteindelijk toch gemiddeld scoort voor het aantal woninginbraken per 1.000 inwoners (3,9).

Gelet op die ontwikkeling is er aanleiding om de indicatoren 2.1 en 2.2 vanaf 2018 scherper te stellen. Als norm hiervoor kiezen we het gemiddeld aantal woninginbraken in de afgelopen 3 jaar. Dat betekent voor indicator 2.1 niet meer dan 162 pogingen tot woninginbraak (was: 287) en voor indicator 2.2 een maximum van 567 geslaagde inbraken (was: 737); in totaal 729 (was: 987). Het totaal van 729 voor indicatoren 2.1 en 2.2 staat gelijk aan 4,2 woninginbraak per 1000 inwoners (uitgaande van het aantal inwoners op 1 januari 2017): een scherpe ambitie gelet op het gemiddelde voor de benchmarksteden in 2016. Dat laat overigens ruimte voor een lichte stijging; en we kunnen niet uitsluiten dat we daarmee de komende jaren geconfronteerd worden.

    1. Bron: politieregistratie

Auto-inbraak behoort eveneens tot de delicten waarvan bekend is dat een relatief groot deel door veelplegers wordt gepleegd. Daarom is ook deze indicator een aanwijzing voor de mate waarin de gemeente en haar partners grip hebben op deze groep. Het aantal geregistreerde auto-inbraken daalde fors na een piek in 2013 (1726). In 2016 is het aantal (1040) ruim 20% lager dan in 2015 en 40% lager dan in 2013. Het aantal voor 2016 is gunstiger dan het geformuleerde doel.

Niettemin geldt dat in de periode 2010-2016 voor vijf van de zeven jaren geldt dat er in Nijmegen in vergelijking met de overige benchmarksteden relatief veel auto-inbraak geregistreerd werd. Alleen in 2014 en 2016 scoorde Nijmegen gemiddeld. In de meeste benchmarksteden is er de laatste jaren sprake van een dalende trend, in Nijmegen sinds 2014. Ook hier is er dus reden voor een scherpere ambitie door de indicator naar beneden bij te stellen. Het gemiddeld aantal gevallen in de afgelopen 4 jaar lijkt als maximum vanaf 2018 een goede optie: 1323 (was: 1451). De nieuwe indicator staat gelijk aan 7,6 auto-inbraken per 1000 inwoners (uitgaande van aantal inwoners op 1 januari 2017). Daarmee houden we rekening met het gegeven dat auto-inbraak periodiek ineens flink kan pieken, wat zijn doorwerking heeft in de jaarcijfers.

    1. Bron: Nijmeegse Burgerpeiling

Overlast van (groepen) jongeren is één van de meest genoemde redenen voor onveiligheidsgevoelens in de woonbuurt. Bij de laatste peiling in 2015 waren de meest genoemde redenen voor de onveiligheidsgevoelens: mensen in de buurt die men vanwege hun gedrag niet vertrouwt (door 10% genoemd), groepen jongeren op straat (7%), donkere/slecht verlichte plaatsen (7%), drugsdealers/drugsverslaafden (6%), stille/afgelegen plaatsen (5%) en de criminaliteit in de buurt (4%).

In 2011 was jongerenoverlast nog de meest genoemde reden voor onveiligheidsgevoelens. Bij de peiling in 2015 is jongerenoverlast iets minder vaak genoemd als één van de belangrijkste buurtproblemen (door 5% van de Nijmegenaren tegenover 6% in de peilingen van 2013 en 2011) en minder vaak genoemd als één van de belangrijkste stadsproblemen (door 2% van de Nijmegenaren in 2013 en 2015 tegenover 5% in 2011).

De gebieden waar extra inspanningen op het gebied van veiligheid plaatsvinden (de aandachtsgebieden), zijn ook gebieden waar relatief veel jongerenoverlast speelt. Het percentage bewoners hier dat in de woonbuurt vaak overlast van jongeren ervaart ligt al sinds 2011 stabiel op 19%.

    1. Bron: Nijmeegse Burgerpeiling.

Door de tijdreeks voor ervaren jeugdoverlast in alle wijken af te zetten tegen die voor de ervaren jeugdoverlast in de wijken waar extra inspanningen op het gebied van veiligheid plaatsvinden, geeft dat een beter zicht op wat we met die extra inspanningen bereiken. Een andere reden om deze indicator op te nemen is dat niet alle inspanningen gericht op jeugdoverlast gebiedsgebonden zijn. Denk hierbij aan de aanpak van risicojongeren en jeugdgroepen via het Veiligheidshuis.

In heel Nijmegen ervoer bij de laatste peiling in 2015 12% in de woonbuurt vaak overlast van jongeren. In 2013 was dat eveneens 12%. In beide peilingen dus 1 procentpunt onder de doelstelling. In het peiljaar 2011 was dat nog 13%. Het percentage met de indruk dat jongerenoverlast in de buurt vaak voorkomt is dus vrij stabiel.

    1. Bron: registratie Veiligheidshuis

In de Stadsrekening 2016 hebben we al aangekondigd om elke twee jaar zullen een rendementsanalyse uit te voeren en de opbrengst daarvan vertalen in een indicator voor kosteneffectiviteit en een indicator voor het maatschappelijke rendement van het Veiligheidshuis. In 2016 is hiervoor een eerste vingeroefening gedaan, die heeft laten zien dat het Veiligheidshuis een effectief en kostengunstig instrument is. De resultaten daarvan zijn reeds gepresenteerd in de Veiligheidsbrief 2016.  Behalve kosteneffectiviteit leidde de coördinatie vanuit het Veiligheidshuis tot aanzienlijke verbetering in de leefsituatie van betrokkene en in een meerderheid van de onderzochte casussen zelfs tot het stoppen van recidive.

    1. Bron: registratie Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

De score van 2016 is nagenoeg gelijk aan die van 2015. Het aantal voor 2016 is gunstiger dan het geformuleerde doel.

en de meest genoemde redenen voor de onveiligheidsgevoelens: mensen in de buurt die men vanwege hun gedrag niet vertrouwt (door 10% genoemd), groepen jongeren op straat (7%), donkere/slecht verlichte plaatsen (7%), drugsdealers/drugsverslaafden (6%), stille/afgelegen plaatsen (5%) en de criminaliteit in de buurt (4%).